Artikel uit Volkskrant
Brede werkloosheid in Nederland in vier jaar bijna gehalveerd, maar daling vlakt af
Het
‘onbenut arbeidspotentieel’ is sinds 2014 gedaald van 1,8 naar 1,1
miljoen mensen. Tot deze groep behoren alle mensen die kunnen werken
maar geen werk hebben en parttimers die meer willen werken. Dit blijkt
uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De
cijfers laten zien dat het aantal Nederlanders zonder werk veel groter
is dan de werkloosheidsstatistieken suggereren. Het aantal mensen zonder
enige vorm van betaald werk is ruim twee keer zo groot als het aantal
werklozen volgens de krappe definitie van de ILO, de Internationale
Arbeidsorganisatie.
Volgens
de ILO is iemand werkloos wanneer hij in de afgelopen vier weken naar
werk heeft gezocht en binnen twee weken aan de slag zou kunnen. Zo’n 350
duizend Nederlanders zitten in deze situatie. Nog eens 380 duizend
mensen zijn eveneens werkloos, maar kunnen niet op zo'n korte termijn
beginnen met werken of hebben al langer dan een maand niet naar werk
gezocht. Bovendien telt Nederland circa 400 duizend mensen die in
deeltijd werken en graag meer uren zouden maken.
Onder
deze bredere definitie van werkloosheid vallen de honderdduizenden
Nederlanders die bijvoorbeeld vanwege een periode van ziekte niet meteen
beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt (en daarom niet in de
ILO-criteria passen). Maar ook de mensen die na veel afwijzingen de moed
hebben verloren en niet meer actief solliciteren behoren tot het
onbenut potentieel, maar komen niet voor in de reguliere
werkloosheidscijfers.
In
de afgelopen vier jaar, sinds de werkloosheidspiek van begin 2014, is
het aantal mensen zonder werk bijna gehalveerd, van 1,2 miljoen naar
zo’n 700 duizend. Het aantal parttimers dat meer zou willen werken is
geslonken van 600 duizend naar 400 duizend. De vraag naar personeel
bereikte deze zomer een hoogtepunt. Bedrijven hebben momenteel ruim 250
duizend vacatures openstaan.
Trend naar beneden afgevlakt
Maar
de trend naar beneden van de afgelopen jaren is dit jaar afgevlakt. De
werkloosheid is het afgelopen half jaar nauwelijks afgenomen. Het aantal
mensen dat vanuit werkloosheid een baan vindt is al maanden ongeveer
even groot als de groep die werkloos raakt of de arbeidsmarkt betreedt
en werkzoekende is (bijvoorbeeld studenten).
Het
Centraal Planbureau voorspelt dat volgend jaar de werkloosheid nog iets
zal dalen, maar het moment nadert dat de frictiewerkloosheid
overblijft, zegt Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS. Ook
in tijden van hoogconjunctuur zullen altijd mensen geen aansluiting
vinden op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld omdat ze de juiste opleidingen
ontberen of hun ervaring niet aansluit bij de vraag. Anderen zijn
langdurig werkloos of gaan richting pensioen en maken daardoor minder
kans op het vinden van een baan.