Iedereen in Nederland in staat stellen zich blijvend te ontwikkelen en te
ontplooien om zo een duurzame positie op de arbeidsmarkt en in de samenleving
te verwerven en te behouden. Zo luidt de hoofddoelstelling van de
Commissie vraagfinanciering mbo.
De baan voor het leven bestaat niet meer. De dynamische arbeidsmarkt vraagt
om flexibele, weerbare en wendbare mensen. Permanente scholing en ontwikkeling
zijn belangrijker dan ooit. Zorgelijk is het daarom dat mensen met een
opleiding tot en met mbo-niveau 4 nu minder deelnemen aan scholings- en
ontwikkelingstrajecten dan 10 jaar geleden. Een leven lang leren is niet alleen
in het belang van het individu, maar vooral ook in dat van de samenleving als
geheel en van de Nederlandse economie.
De Commissie vraagfinanciering mbo kreeg als opdracht advies uit te brengen
aan de minister van OCW over de uitwerking van vraagfinanciering in het
middelbaar beroepsonderwijs in het kader van permanent leren, inclusief het
in kaart brengen van de voor- en nadelen van de mogelijke varianten, ten
behoeve van politieke besluitvorming over een experiment.
De commissie heeft de opdracht benaderd vanuit het perspectief van de mensen
om wie het gaat. Wat zijn de redenen dat mensen met een opleiding tot en
met mbo-niveau 4 de laatste jaren minder vaak een opleiding of cursus volgen?
En wat hebben zij nodig om dit tij te keren?
Voorwaarden
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, blijkt er geen sprake te zijn van
een gebrek aan motivatie. Mensen met een opleiding tot en met mbo-niveau 4
willen zich graag verder ontwikkelen mits de voorwaarden daarvoor aanwezig
zijn. Belangrijk is in eerste instantie dat zij over financiële middelen kunnen
beschikken om scholing te bekostigen. Daarnaast zijn belangrijke voorwaarden:
voldoende beschikbare tijd, een transparant en kwalitatief goed cursus- en opleidingsaanbod
dat aansluit op de behoefte van volwassenen en een omgeving die scholing en ontwikkeling stimuleert. De commissie ziet het creëren van deze voorwaarden als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, werkgevers, opleidingsinstellingen en mensen zelf.
Vraagfinanciering
Vraagfinanciering is een effectief instrument om mensen meer te laten deelnemen
aan scholing en regie te geven over hun eigen ontwikkeling. Bij vraagfinanciering
worden financiële middelen direct gekoppeld aan degene die scholing
volgt, oftewel de vrager, zodat deze zelf zijn of haar scholing kan inkopen.
Globaal zijn er drie varianten: fiscale faciliteiten (zoals scholing als aftrekpost),
uitgavenregelingen (zoals de scholingsvoucher) en trekkingsrechten (zoals de
individuele leerrekening).
De commissie heeft deze drie varianten van vraagfinanciering gewogen aan de
hand van vijf criteria: impact, transparantie, keuzevrijheid, verantwoordelijkheid
en toegankelijkheid. Trekkingsrechten scoort als variant van vraagfinanciering
het hoogst op deze criteria. De individuele leerrekening is volgens de commissie
dan ook het meest kansrijk als instrument om een leven lang leren van mensen
met een opleiding tot en met mbo-niveau 4 te stimuleren. Deze variant van
vraagfinanciering is structureler dan vouchers en beter in staat om de doelgroep
te bereiken dan fiscale faciliteiten, terwijl verschillende partijen eraan kunnen
bijdragen.
Aanbevelingen
De commissie is van mening dat vraagfinanciering als instrument ingebed
moet zijn in een totaalaanpak, zodat aan alle hierboven genoemde voorwaarden
voldaan kan worden. De commissie formuleert daarom vijf samenhangende
aanbevelingen:
1. de individuele leerrekening,
2. de deltacommissaris,
3. het nationaal scholingspact,
4. regionale ondersteuning met landelijke regie en
5. benut alle vormen van leren.
Aanbeveling 1. De individuele leerrekening
De individuele leerrekening voor post-initieel leren is een laagdrempelig instrument
voor iedere Nederlander. Een dergelijke rekening is simpel, inzichtelijk en
makkelijk toegankelijk, bijvoorbeeld via DigiD. Mensen krijgen het geld niet in
handen, maar kunnen het wel zelf besteden aan scholing en hun verdere ontwikkeling
bij een aanbieder die op enige wijze is erkend.
De leerrekening wordt vanuit verschillende bronnen gevuld: overheid, werkgevers
en werknemers. De commissie adviseert om een leerrekening te openen
nadat iemand het initiële onderwijs met een startkwalificatie heeft verlaten
of de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt. Op basis van het voortraject wordt de
overheidsbijdrage aan de leerrekening vastgesteld. De commissie geeft er
de voorkeur aan dat het totale overheidsdeel meteen bij openen van de leerrekening
beschikbaar komt. Voorwaarde is wel dat ook de andere partijen aan
de leerrekening bijdragen.
Aanbeveling 2. De deltacommissaris
De deltacommissaris is het boegbeeld van een leven lang leren. Hij of zij draagt
zorg voor de uitvoering van het deltaprogramma `Doorleren werkt´ dat met het
aantreden van het nieuwe kabinet in 2017 van start zou moeten gaan en een
doorlooptijd van vier jaar heeft.
De bestaande budgetten met betrekking tot scholing binnen de overheid, die
nu zijn ondergebracht bij de ministeries van OCW, SZW en EZ, worden gebundeld
en komen onder regie van de deltacommissaris. De deltacommissaris krijgt een
eigen (kleine) projectorganisatie en programmabudget.
Aanbeveling 3. Het nationaal scholingspact
De deltacommissaris ontwikkelt een breed gedragen programma dat het best
verzilverd kan worden in een nationaal scholingspact: een afspraak tussen de
landelijke overheid, werkgevers, werknemers, opleidingsinstellingen en regio’s.
Het pact beslaat ruwweg twee kabinetsperioden, waarbij elke periode een
structurele verhoging kent van het overheidsbudget van ongeveer € 600 miljoen.
Dit bedrag komt beschikbaar onder voorwaarde dat werkgevers bereid zijn
eenzelfde investering te doen en alle betrokken partijen op landelijk en regionaal
niveau zich committeren aan het scholingspact.
Aanbeveling 4. Regionale ondersteuning met landelijke regie
Ondersteuning die écht werkt staat dicht bij de mensen zelf. De beste plek om
deze te organiseren is daarom regionaal of waar nodig zelfs lokaal. Regionale
ketenpartners hebben drie belangrijke taken bij het stimuleren van een leven
lang leren: 1. actieve, individuele ondersteuning op maat bieden, 2. anticiperen op
regionale arbeidsmarktontwikkelingen en 3. scholingsmogelijkheden stimuleren.
Daar waar partijen elkaar nog niet weten te vinden en waar een leven lang
leren nog onvoldoende gestalte krijgt, is een stevige impuls nodig. De deltacommissaris
kan regionale knelpunten oppakken en op landelijk niveau tot concrete
oplossingen komen en belemmeringen wegnemen.
Aanbeveling 5. Benut alle vormen van leren
Om alle vormen van leren daadwerkelijk te kunnen benutten, adviseert
de commissie:
• dat de overheid een vierjarig programma ontwikkelt en faciliteert om
erkende bekostigde en niet-bekostigde instellingen te stimuleren maatwerktrajecten
voor volwassenen te realiseren;
• dat de overheid de beroepsbegeleidende leerweg voor volwassenen
aantrekkelijker maakt en afspraken maakt met werkgevers over voldoende
leerbanen;
• dat eerder opgedane kennis en ervaring inzichtelijk worden voor individu,
opleidingsinstellingen, werkgevers en de samenleving door een digitaal
competentiepaspoort ofwel een DigiCV in te voeren;
• dat mensen in staat worden gesteld van het aanbod gebruik te maken door
hun taal- en rekenvaardigheden op voldoende niveau te brengen