Een vast contract wordt steeds schaarser.
Flexwerk rukt op, ook na de crisis. Dat heeft grote gevolgen voor
bijvoorbeeld 55-plussers op de arbeidsmarkt. Als zij hun baan verliezen,
vinden ze moeilijk een nieuwe.
Marike Stellinga
De crisis is voorbij, de economie bloeit, maar de arbeidsmarkt is
nog lang niet het blije werknemersparadijs van voor 2008. Er zijn nog
altijd veel werklozen per vacature. De werkloosheid is anderhalf keer zo
hoog als voor de crisis. Van krapte is in het gros van de sectoren nog
lang geen sprake. En waar dat wel zo is, zoals in de ICT-sector waar
werkgevers bijna de helft van de vacatures moeilijk kunnen vullen,
hebben ervaren maar werkloze werknemers van boven de vijftig het nog
steeds zwaar. Meer dan de helft van de bijna 8.000 werkloze ICT’ers is
ouder dan vijftig jaar. Je zou denken dat juist werkgevers in deze
sector kijken naar werkloze 50-plussers om die vacatures te vullen.
Maar kennis veroudert snel in de ICT. En als een werkgever moet
investeren in een opleiding, dan toch liever in een jonge werknemer. Als
werkloze 50-plussers in een sector met grote personeelstekorten al
moeilijk aan een baan komen, is dat een teken dat het elders nog
guurder moet zijn. 55-plussers zijn de enige groep waar de langdurige
werkloosheid (langer dan twee jaar) nog steeds toeneemt, zegt Peter Hein
van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS. Na vluchtelingen zijn
55-plussers de snelstgroeiende groep in de bijstand. Ook groeit de
armoede in die groep het sterkst, aldus Van Mulligen.
Deskundigen verwachten dan ook niet dat de oude tijden van krapte op
de arbeidsmarkt nabij zijn. Er is iets permanent veranderd, voor
iedereen, jong én oud, en de veranderingen gaan door. Bepaalde banen
zijn voorgoed verdwenen, administratief werk bijvoorbeeld. Tot de top-10
krimpende beroepen behoren ook lassers, bedieners van
productiemachines, boekhouders en secretaresses. Dat komt door
technologische ontwikkelingen: robots of softwareprogramma’s nemen het
werk over. Bepaalde sectoren zijn voorgoed kleiner. De financiële sector
bijvoorbeeld. Daar verdwenen sinds 2012 27.000 banen, telde het UWV.
Dit en volgend jaar verdwijnen er nog eens 12.600, 5 procent van het
totaal. Ook weer door technologie.
En de vaste baan wordt steeds schaarser. Ook nu het economisch beter
gaat, groeit flexwerk harder dan het aantal vaste contracten. Had tien
jaar geleden nog 68 procent van de werkenden een vast contract, nu is
dat 61 procent, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Flexwerk is geen vanzelfsprekende opstap meer naar een vast contract.
Er is een groep die blijft hangen in flexwerk, mensen met weinig
opleiding en mensen met een migrantenachtergrond. „Aan de onderkant van
de arbeidsmarkt hebben werknemers weinig onderhandelingsmacht”, zegt Bas
ter Weel, hoogleraar aan de UvA en directeur van onderzoeksinstituut
SEO. „Dat zie je aan lonen die ondanks de economische voorspoed niet
snel stijgen, aan de lage beloning voor flex. Terwijl je juist zou
verwachten dat mensen die flexibel werken méér betaald krijgen, dat ze
gecompenseerd worden voor hun gebrek aan vastigheid. De macht ligt bij
bedrijven.”
Er komen allerlei ontwikkelingen samen waardoor het op de
arbeidsmarkt meer dan voorheen schuurt: vraag en aanbod sluiten niet
aan. Dat gaat de markt niet vanzelf oplossen, de overheid moet helpen,
zeggen de deskundigen.
Wat is er gebeurd?
1. Een lange crisis
Allereerst was er die lange crisis. De arbeidsmarkt is nu al ruim
zeven jaar ruim. „Zo’n lange periode is uitzonderlijk”, zegt het CBS. En
dat zorgt voor permanente schade: mensen die al zo lang werkloos zijn
dat het de vraag is of ze ooit nog aan het werk gaan. „Het is niet uit
te sluiten dat er een groep is die tot aan zijn pensioen geen baan meer
vindt”, zegt Van Mulligen. Die mensen komen namelijk pas in beeld als de
arbeidsmarkt echt krap wordt. „Dan moet de economie verder op stoom
komen, en dat is niet voorspeld”, zegt Rob Witjes, hoofd
arbeidsmarktinformatie van uitkeringsinstantie UWV. „We zijn er nog lang
niet, de arbeidsmarkt is echt herstellende”, aldus Van Mulligen.
2. Technologie verandert werk
Tweede ontwikkeling: werk verandert door technologie. Veel
routinematig werk dat een softwareprogramma of robot ook kan doen,
verdwijnt. Een algoritme kan ook prima zoeken naar jurispudentie in
plaats van een juridisch medewerker. Een robot kan ook simpele
botbreukjes opsporen in plaats van een radioloog.
Er komt ook nieuw werk bij, werk in „het klantcontact” bijvoorbeeld.
Het niveau van banen wordt tegelijkertijd hoger. „Werknemers op een
lager niveau krijgen tegenwoordig informatie die voorheen alleen
beschikbaar was voor leidinggevenden”, zegt Andries de Grip, hoogleraar
en directeur van ROA, een onderzoekscentrum naar de relatie tussen
onderwijs en de arbeidsmarkt. „Op dat lagere niveau komt daarom nu ook
de beslissingsbevoegdheid te liggen. Bij meer functies is nu
probleemoplossend vermogen vereist.”
Degene die zijn baan kwijtraakt is niet zomaar geschikt voor de
nieuwe banen die ontstaan. De Grip: „Klantcontact vereist een vlotte
prater die goed met sociale media omgaat. Dat is een ander type dan
degene die de administratie deed.”
Kunstmatige intelligentie en datatechnologie zorgen voor meer
verandering de komende jaren. Ter Weel: „We zitten er middenin. De kans
is groot dat we over tien jaar terugkijken en zeggen: dat was een
periode van immense verandering.”
3. Langer doorwerken
Derde ontwikkeling: we werken langer door. De pensioenleeftijd neemt
toe, het aantal vroegpensioen- en vutregelingen af. Over vier jaar zijn
55-plussers de allergrootste groep in de potentiële beroepsbevolking,
voorspelt Witjes van het UWV. De arbeidsparticipatie onder die groep is
spectaculair toegenomen. Van de 55- tot 65-jarigen werkte in 2008 maar
51 procent. In 2016 was dat 63 procent. CBS-econoom Van Mulligen: „Tegen
de klippen van de crisis op is die arbeidsdeelname enorm gestegen. 90
procent heeft een vaste baan.”
Hartstikke mooi. Maar een arbeidsmarkt die steeds dynamischer wordt,
waar kennis snel veroudert en werk voortdurend verandert, krijgt nu een
heel grote groep werknemers die gemiddeld genomen niet dynamisch is.
50-plussers hebben vaker een vast contract, en veranderen minder vaak
van baan dan jongere werknemers. Als ze hun baan kwijtraken vinden ze
ook minder snel een nieuwe baan. Onderzoeken wijzen uit dat werkgevers
geen trek hebben in ouderen. Ter Weel: „Het is niet handig om te
verkassen boven je 45ste. Alle regelingen, pensioen, ontslagbescherming,
stimuleren blijven zitten waar je zit.”
De Grip: „Dit is een problematische combinatie: aan de ene kant gaan
veranderingen sneller en aan de andere kant moeten we langer mee. Dat
maakt de onzekerheid groter. Mensen kunnen minder goed hun werkzame
leven overzien. En het heeft een risico: als je in een snel veranderende
omgeving aan de kant staat, verlies je snel vaardigheden.”
Mensen die aan de kant komen te staan, bijvoorbeeld doordat het werk
dat ze deden verdwijnt, hebben hulp nodig van de overheid om zich om te
scholen. Ter Weel: „Privaat kunnen mensen die kosten niet dragen.”
De crisis heeft de arbeidsmarkt veranderd, harder gemaakt. Ben je
gewild dan heb je het goed, ben je minder gewild dan is het voor een
grotere groep dan voor de crisis sappelen.
Wat moet een mens aan de verkeerde kant van deze arbeidsmarkt? De
moed erin houden, zeggen degenen die al jaren naar een vast contract
zoeken maar het niet krijgen. Neem Peter Weekers uit Zevenaar. Hij
klinkt nog even opgewekt als vijf jaar geleden toen NRC hem
sprak en hij net zijn baan was kwijtgeraakt bij Achmea. Hij vond
sindsdien tijdelijk werk, voor een halfjaar of een jaar, als strategisch
adviseur, als manager. „Netwerken is het toverwoord.” Maar een vast
contract zit er niet in. „Leeftijd speelt absoluut een rol. Ik ben nu
62. Ik krijg te horen dat ze iemand zoeken voor een jaar of acht.”
Weekers snapt het ook nog, dat werkgevers een jonger iemand willen. Maar
als dit voor 50-plussers blijft gelden op een arbeidsmarkt die zo sterk
verandert, waar zoveel banen nog gáán verdwijnen, dan blijft het
wringen de komende jaren.
‘Ik ga niet mokken, ik zorg dat mijn dagen gevuld zijn’
Hans de Gruijter (56), Breda. Was: onderwijskundig adviseur en opleidingscoördinator bij het ministerie van Defensie. Zoekt werk: sinds 2013.
Ik heb 31 jaar gewerkt bij het ministerie van Defensie, in behoorlijk uiteenlopende functies, 24 jaar als leidinggevende. „In 2013 schrapte het ministerie 12.000 functies bij een
reorganisatie. Ik heb me toen vol vertrouwen aangemeld voor de meer dan
keurige afvloeiingsregeling. Ik had zoveel gedaan binnen Defensie, veel
cursussen afgerond, ik had echt wat te bieden. Stilstaan is
achteruitgang zeg ik altijd.„Inmiddels zijn we vier jaar verder, heb ik 137 sollicitatiebrieven
verstuurd, en ben ik zes keer uitgenodigd voor een gesprek. Aan de ene
kant denk ik: kennelijk kan ik niet genoeg duidelijk maken dat mijn
ervaring bij Defensie ook van waarde is voor een civiele organisatie.
Aan de andere kant vermoed ik dat mijn leeftijd een rol speelt.„Ik doe er alles aan om een baan te vinden. Ik zoek altijd uit of ik
de vacaturehouder via via ken, zodat ik een introductie of aanbeveling
kan regelen. Een aantal keren heeft dat een gesprek opgeleverd.„Ik onderhoud mijn netwerk en ga naar symposia en congressen op mijn
vakgebied: opleidingstrajecten ontwikkelen binnen organisaties. Daar
zijn best vacatures in te vinden: elk bedrijf wil tegenwoordig een eigen
academy voor zijn personeel. Ik blijf bij de tijd, ben actief op sociale media, verdiep me nu bijvoorbeeld in blockchaintechnologie.„Economisch gaat het beter, lees ik, maar ik merk er niks van. Ik
krijg even weinig uitnodigingen. De laatste keer dat ik op gesprek kon,
was anderhalf jaar geleden.„Soms doe ik klussen als freelancer, maar liever ben ik onderdeel
van een team. Ik heb 24 jaar voor de troepen gestaan, ik weet hoe je met
een club resultaten bereikt.„Ik solliciteer niet op banen buiten mijn vakgebied. Dat hoeft ook
niet, want ik heb tot aan mijn pensioen recht op 70 procent van mijn
laatstverdiende salaris, dankzij de goede regeling van Defensie. Dat
geeft rust. Ik zit in een luxepositie, dat besef ik goed. Een vriendin
van mij krijgt maar drie maanden WW.„Maar ik wil gewoon aan de slag. Ik ga niet mokken, ik zorg dat mijn
dagen gevuld zijn. Met musea die me inspireren, met symposia die mijn
kennis op peil houden, met wielrennen en met vrijwilligerswerk voor de
wielervereniging van mijn zoon. „Ik heb me voorgenomen: ik word niet zuur. Maar ik vloek heus wel
eens als ik weer een dertien-in-een-dozijn afwijzingsbrief krijg.” ‘Ik moet dus echt even vol gas geven met het vinden van een baan’
Muk Schiltmans (53), Hilversum. Was: systeembeheerder en webmaster bij een advocatenkantoor. Zoekt werk: sinds een jaar. „Ik merk zeker dat in de IT-sector de markt aantrekt. Als zzp’er
krijg ik steeds meer opdrachten: ik vul websites voor bedrijfjes. Maar
dat levert niet voldoende geld op. En ik wil heel graag bij een
bedrijf werken: ik ben een teamplayer. „Ik heb in een jaar tijd ruim honderd sollicitaties verstuurd, en
word best vaak uitgenodigd. Maar dan houdt het op. Als bedrijven moeten
kiezen tussen mij en een jonge vent dan kiezen ze voor de jongen.
Automatisering is toch een mannenbusiness.„Ik denk dat mijn ziekte MS ook een rol speelt. Bedrijven zien dat
als risico: zij moeten betalen als ik ziek word. Maar ik mankeer niks.
Ik kan alles behalve zonder stok lopen. En ook lopen kan ik prima. Nu
train ik vier keer in de week omdat ik een sponsorloop heb
georganiseerd. We gaan met MS-patiënten het laatste stuk van de
Inca-trail lopen in Peru: ‘MS missie Peru’ heet het. „Ik kan het nog heel even uithouden als mijn uitkering binnenkort
stopt, maar dan wordt het financieel klemmend. Gelukkig heb ik een
huurhuis.„Ik moet dus echt even vol gas geven met het vinden van een baan.
Maar de markt trekt aan, de economie gaat de goede kant op. Ik ben
ervan overtuigd dat er iets te doen is voor mij. Ik ben flexibel,
veelzijdig en apetrouw. Geef mij een probleem en ik los het op. En ik
ben niet al te duur. Ik vind werken zo leuk dat het mij echt niet om het
geld gaat.”‘Je slikt en schikt je maar. Werken en je bek houden’
Jos Dollee (48), Hoofddorp. Werkt: op Schiphol. Zoekt: een vaste baan sinds 2010.„Ik heb 22 jaar bij een glashandel gewerkt, glas vervoeren, glas
zetten, in het magazijn, alles deed ik. Toen kwam de crisis, ook in de
bouw. In 2010 was ik aan de beurt. Ik ben op Schiphol gaan werken, een
wereld op zich, die ik nu heel goed ken. Ik heb overal mijn mannetjes.
Ik werk er al zes jaar. Telkens op tijdelijke contracten, telkens bij
een ander bedrijf. Ik heb vliegtuigen ijsvrij gemaakt, koffers gesjouwd,
maar het meest heb ik gewerkt in de beveiliging. Hoe ik ook mijn best
doe, ik krijg geen vast contract. Het is het systeem, bedrijven willen
gewoon goedkopere flexkrachten. De overheid heeft het zo geregeld.
Laatst zag ik op het nieuws een voorstel om flexwerk duurder te maken.
Dat lijkt me een heel goed plan. Ik ben in januari bedankt, want ik
werkte er twee jaar en dan willen ze geen vast contract geven. En nu
nemen ze me weer aan als beveiliger bij hetzelfde bedrijf.
„Al dat gejojo. Je slikt en schikt je maar. Werken en je bek houden.
Financieel heb ik het niet slecht. Mijn sterke punt is dat ik meteen kom
als ze me bellen. Krijg ik 20 procent toeslag, bovenop de 12,60 per
uur. Het is puur de onzekerheid. Ze kennen me nu toch? Ze moeten toch
weten of ze met me door willen. De WW in is zo’n vernedering.”