dinsdag 5 juli 2016

Basisinkomen maakt arbeid goedkoper en vooral flexibeler

9 juni 12:00

Basisinkomen maakt arbeid goedkoper en vooral flexibeler

Een veelgehoord aspect in het actuele debat over het basisinkomen is het effect ervan op de arbeidsmarkt. Tegenstanders wijzen er onder meer op dat een onvoorwaardelijk basisinkomen onbetaalbaar is en dat het burgers zou demotiveren om nog te werken. Volgens S. de Beter zijn daar echter belangrijke argumenten tegenin te brengen. Welke zijn dit?
In de aanloop naar het Zwitserse referendum op 5 juni jongstleden over de invoering van het onvoorwaardelijk basisinkomen aldaar, werd veel geschreven over de voor en tegens van deze maatschappelijke innovatie. Zeit Online geeft een mooi overzicht, en mocht de Duitse taal problemen geven, dan biedt De WereldMorgen of de Vereniging Basisinkomen een goed alternatief. Ik beperk mij hier tot de discussie over het effect op de arbeidsmarkt. Een zwak argument dat er tegen pleit heb ik teveel gehoord, terwijl een krachtig argument vóór onvoldoende aan bod is gekomen. Laten we eerst dat argument tegen het basisinkomen behandelen.

Wel werken, geen slavernij

Dit argument luidt als volgt: als het onvoorwaardelijk basisinkomen wordt ingevoerd, wil niemand meer werken. Dit lijkt mij echter in strijd met de menselijke natuur. Iedereen wil graag een paar keer met vakantie, maar alleen als ze de rest van het jaar kunnen werken. Veel mensen met een uitkering — een voorwaardelijk basisinkomen dus — doen hun uiterste best om aan een baan te komen; sommigen van hen beseffen uiteindelijk dat er op de arbeidsmarkt voor hen geen plek is. En wat te denken van al die mensen die — noodgedwongen — met pensioen gaan of in de WIA terecht komen? Velen komen dan in een flinke dip terecht, want ze hebben het gevoel dat ze niet meer meetellen.
Ik denk daarom dat ook bij een gegarandeerd basisinkomen bijna iedereen wil blijven werken, zolang althans aan bepaalde basisvoorwaarden wordt voldaan. Want wat de meeste mensen niet meer willen, is de moderne vorm van slavernij: voortdurend tijdelijke aanstellingen, vijf of zes dagen beschikbaar voor de baas, ‘vrije tijd’ die opgaat aan woon-werkverkeer en ‘bereikbaarheid', stress op het werk of nutteloze werkzaamheden die van hogerhand (management) of buitenaf (overheid) worden opgelegd. En terecht, want die ‘armoe’ is in de 21e eeuw niet meer nodig, dankzij robots, slim organiseren én een onvoorwaardelijk basisinkomen.

Dubbele dualiteit op de arbeidsmarkt

In analyses over de arbeidsmarkt worden zowel werknemers als werkgevers teveel over één kam geschoren. Vooral economen hebben de neiging de arbeidsmarkt op te vatten als een stelsel van communicerende vaten die via het loonmechanisme met elkaar in verbinding staan. Kort door de bocht: tekorten of overschotten op de ene deelmarkt worden na verloop van tijd opgeheven door instroom vanuit of uitstroom naar andere deelmarkten.
In analyses over de arbeidsmarkt worden zowel werknemers als werkgevers teveel over één kam geschoren
De realiteit is een tikkeltje anders. Van de kant van de werknemers is er een steeds hoger schot tussen insiders en outsiders. Insiders hebben een vaste aanstelling met een redelijk omschreven functie die ze uitoefenen tot hun pensioen of — als ze pech hebben — tot de volgende ontslagronde. De outsiders, meestal jongeren, herintreders of mensen met een ‘vlekje', hebben voortdurend tijdelijke aanstellingen, met relatief lage lonen.
Los van allerlei nuances is er aan de kant van de werkgevers een duidelijk onderscheid tussen sectoren waar de meeste bedrijven voldoende geld hebben om hoge lonen te betalen, en sectoren die arbeidsintensief en laag-productief zijn, of om andere redenen last hebben van hoge loonkosten. Bij de eerste categorie kun je denken aan high-techbedrijven, bepaalde overheidsorganisaties, grote banken en accountantskantoren, en andere bedrijven die zich relatief dure insiders kunnen veroorloven. Bij de andere groep gaat het om zorg- en onderwijsinstellingen, horeca-ondernemingen, detailhandels en dergelijke, die — mede onder druk van bezuinigingen in de collectieve sector — voortdurend goedkope outsiders moeten inschakelen om de dienstverlening nog enigszins op peil te houden.

Wet Werk en Zekerheid schiet tekort

Dat deze dubbele dualiteit op de arbeidsmarkt te weinig wordt onderkend, blijkt onder meer uit de Wet Werk en Zekerheid (WWZ). Met deze wet, die op 1 juli 2016 zijn laatste fase ingaat, wil de regering ervoor zorgen dat outsiders op de arbeidsmarkt meer kans hebben om insiders te worden, en dus de benodigde zekerheden te krijgen. Werkgevers willen juist meer flexibilisering, zodat ze de in hun ogen overbodige en ongeschikte insiders eerder kunnen lozen of de loonkosten kunnen verlagen. Verdedigers van de WWZ, zoals Paul de Beer c.s., betogen dat de flexibilisering te ver is doorgeschoten en grote nadelen heeft, niet alleen voor werknemers maar ook voor de innovatiekracht die werkgevers willen realiseren. Werknemers die voortdurend het risico lopen om — eventueel tijdelijk — weggestuurd te worden, zullen immers niet investeren in kennis en competenties die vooral voor hun werkgever belangrijk zijn.

"Enerzijds krijgen flexibele werknemers niet voldoende zekerheden wanneer zij die nodig hebben. Anderzijds zitten werkgevers opgescheept met arbeidskrachten in vaste dienst die te duur of te weinig flexibel zijn"
De Beer c.s. lijken te weinig oog te hebben voor de dubbele dualiteit op de arbeidsmarkt. Sommige outsiders willen helemaal geen insider worden, zeker zolang zij zich nog niet willen settelen. En voor sommige bedrijven en sommige werkzaamheden is het helemaal geen probleem om met tijdelijke aanstellingen te werken. Niet alle vormen van innovatie hebben last van flexibele arbeidskrachten. Silicon Valley is toonaangevend op het gebied van computer- en informatietechnologie, mede dankzij ‘flexibel arbeidsmarktgedrag’ van hooggekwalificeerde medewerkers. Door snel van bedrijf te wisselen, helpen zij die technologische kennis te verspreiden, en zorgen ze ervoor dat bedrijven met elkaar verbonden raken.
 
Het basisinkomen heeft als gevolg dat de arbeidsmarkt voor alle partijen beter functioneert
Het hoofdprobleem van de huidige arbeidsmarkt is aan de ene kant dat flexibele werknemers niet voldoende zekerheden of inkomen krijgen op het moment dat ze die nodig hebben, bijvoorbeeld om een eigen huis te kopen of een gezin te stichten. Aan de andere kant zitten veel werkgevers opgescheept met arbeidskrachten in vaste dienst die te duur of te weinig flexibel zijn. Het onvoorwaardelijk basisinkomen biedt zowel zekerheid — mits levenslang gegarandeerd — als een minimaal inkomen, met als gevolg dat de arbeidsmarkt voor alle partijen beter functioneert. Dat geldt zelfs voor werknemers die ogenschijnlijk in een ideale positie verkeren. Een fictief voorbeeld.
Al enige tijd heb ik het niet meer naar mijn zin op het werk, wat tot gevolg heeft dat mijn creativiteit en ambitie op een laag pitje staan. Ik ben daar niet blij mee en mijn werkgever evenmin. Hij zou mij graag ‘inruilen’ voor iemand die ’s morgens wél fluitend naar zijn werk gaat, maar zo lang ik mijn werk blijf doen en mij niet misdraag, kan hij mij niet ontslaan. Terecht! Zolang ik geen andere uitdagende baan kan vinden die mij vergelijkbare arbeidsvoorwaarden biedt, blijf ik dus zitten waar ik zit. Ik pas ervoor om weg te gaan voordat ik een andere baan heb, omdat ik dan geen recht heb op WW en word overgeleverd aan de bijstand met alle vernederende plichten en controles die daar bij horen. Zelfs als ik het op een akkoordje zou kunnen gooien met mijn werkgever, zodat ik een redelijke transitievergoeding — vertrekpremie — krijg, zou ik mij wel driemaal bedenken, want ik heb opgroeiende kinderen en een huis dat ‘onder water staat’.

Zal invoering van het basisinkomen enig verschil maken? Als ik dan ontslag neem, heb ik wellicht voldoende geld voor een basisbestaan, maar veel extra uitgaven — die ik gewend ben — kan ik mij dan niet meer veroorloven. Tenzij ik voor twee, drie of vier dagen een baan kan krijgen. Maar als ik eerder geen fulltime baan kon vinden, zal er vast ook geen parttime baan van vergelijkbaar niveau zijn. Vanwege het gegarandeerde basisinkomen heb ik echter minder problemen met een tijdelijke aanstelling, en kan ik bovendien genoegen nemen met een lager uurloon. Het basisinkomen maakt mij dus een stuk aantrekkelijker voor mijn toekomstige werkgever.
Overigens geldt dat ook voor mijn huidige werkgever, in het geval ik ervoor kies om te blijven maar dan voor minder dagen. Ik kan mij dan beperken tot de werkzaamheden die mij nog wel voldoende arbeidsvreugde geven; de andere dagen kan ik besteden aan mijn gezin, mijn hobby’s, of aan een opleiding die mijn kansen op een andere baan aanzienlijk vergroot.
Maar wat schiet mijn werkgever daarmee op? Voor de overige dagen moet hij een ander in dienst nemen, en die doet dat niet voor niets. Klopt, maar dankzij zijn basisinkomen zal ook die ander genoegen kunnen nemen met minder ontslagbescherming of een lager loon. Zoals een hoge werkloosheid een neerwaartse druk op het loonniveau uitoefent, zo zal ook de invoering van het basisinkomen de lonen onder druk zetten; merkwaardig dat economen hierover zwijgen. Het grote verschil is dat nu werkgever én werknemer er beter van worden, en dat de koopkracht op peil blijft.

"Zoals een hoge werkloosheid een neerwaartse druk op het loonniveau uitoefent, zo zal ook de invoering van het basisinkomen de lonen onder druk zetten"

Wordt de rekening bij de belastingbetaler gelegd?

Tegenstanders van het onvoorwaardelijk basisinkomen wijzen erop dat het onbetaalbaar is. Patrick van Schie, directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD, zegt het zo: ‘Als het al betaalbaar zou zijn, kan het uitsluitend bestaan doordat één deel van de samenleving zwoegt om een ander deel van de samenleving aan een voortdurende vakantie te helpen.’ Een typisch populistisch VVD-argument, dat als demagogische prietpraat kan worden bestempeld. Dat ‘werkend Nederland’ netto zo weinig overhoudt, komt vooral doordat inkomen uit arbeid meer, en andere inkomens steeds minder worden belast. In de periode 2000-2011 is het aandeel van de loonbelasting in het Bruto Nationaal Product (BNP) gestegen van 6 tot 8 procent, terwijl het aandeel van de vennootschapsbelasting daalde van 4 naar 2 procent, aldus econoom Heleen Mees, die toch niet op socialistische gevoelens kan worden betrapt. De effectieve belastingdruk op de grootste niet-financiële ondernemingen is gedaald van ruim 28 procent in 2004 tot minder dan 10 procent in 2011. De financiering van het basisinkomen zou een stuk makkelijker worden als de belastingontwijking door bedrijven wordt aangepakt.

De rekening voor de belastingbetaler valt bovendien reuze mee omdat vrijwel alle bestaande uitkeringen kunnen worden geschrapt. Ook de hele poppenkast van loonkostensubsidies, activerend arbeidsmarktbeleid, huur- en zorgtoeslagen wordt door de invoering van een basisinkomen overbodig. Het gaat dan niet alleen om de directe uitgaven die met deze overdrachtsinkomens zijn gemoeid, er zijn ook diverse indirecte kosten, die door economen tot de transactiekosten worden gerekend. Heel veel mensen die nu bij het UWV, Belastingkantoor en Sociale Dienst bezig zijn met controleren, monitoren, beleid maken, managen enzovoort, hebben we straks niet meer nodig, zodat de collectieve uitgaven een stuk lager worden. Een recent onderzoek naar de effecten van het Mincome-project, een Canadees experiment in de jaren ’70, laat verder zien dat — zeer opmerkelijk — de medische kosten behoorlijk omlaag gingen na invoering van het basisinkomen, wat eveneens tot lagere belastingen of premies leidt.
De rekening voor de belastingbetaler valt reuze mee omdat vrijwel alle bestaande uitkeringen kunnen worden geschrapt
Er is nog een ander effect dat in de discussie te weinig aan bod komt: het basisinkomen maakt het grijze en zwarte circuit minder aantrekkelijk. De meeste mensen in de bijstand, of met een andere uitkering, zijn zeer creatief in het vinden van klusjes die hen extra inkomen, sociale contacten, structuur, eigenwaarde en zelfs status geven — kortom ongeveer alles wat een officiële baan zo aantrekkelijk maakt. Maar de uitkeringsinstantie mag dat allemaal niet weten, want dan worden ze gekort en beboet, en dus gaan ze ‘ondergronds’. Dat ze op die manier geen bijdrage leveren aan de schatkist, is slechts één probleem. Veel groter is het gevaar dat ‘misdaad loont', met alle negatieve consequenties voor de rest van de samenleving. Een basisinkomen daarentegen zorgt ervoor dat iedereen in alle openheid kan experimenteren met bezigheden die later eventueel commercieel aantrekkelijk kunnen worden. Het creëert als het ware allerlei broedplaatsen van innovatie en ondernemerschap. Niet zo vreemd dus dat juist in Silicon Valley sommige ondernemers voor een basisinkomen pleiten.

Werken voor de gemeenschap

De sceptische lezer zal wellicht tegenwerpen dat niet iedereen in staat is om zijn eigen werk te creëren of op de arbeidsmarkt emplooi te vinden, ter aanvulling op het basisinkomen. Helemaal mee eens, en daarom ben ik zeker geen tegenstander van experimenten met baangaranties en basisbanen. In plaats van een uitkering te verstrekken, zou de gemeente mensen die langdurig zonder werk zitten een arbeidsovereenkomst moeten aanbieden, zo is het voorstel. Als werkgever dient zij te zorgen voor geschikte werkplekken, binnen of buiten de overheidssector. Ik vrees echter dat het leidt tot een enorme bureaucratische rompslomp en het rondpompen van heel veel geld als de overheid gaat proberen werkgevers over te halen om mensen in dienst te nemen die ze eigenlijk niet nodig hebben. Ik zie meer in gemeenschapsprojecten die in maatschappelijke behoeften voorzien en de sociale cohesie versterken, en die zodanig zijn georganiseerd dat ook kwetsbare leden van de samenleving bij de uitvoering worden ingeschakeld. Die gemeenschapsprojecten kunnen beter door commerciële bedrijven en sociale ondernemingen worden ontwikkeld en uitgevoerd, want die doen dat creatiever en sneller dan de overheid. De lokale overheid hoeft alleen elk dorp of elke wijk een budget te geven dat besteed moet worden aan gemeenschapsprojecten en moet ervoor zorgen dat alle bewoners kunnen stemmen over allerhande voorstellen van individuen en collectieven — al of niet in de vorm van commerciële bedrijven — die hun project willen financieren uit dit budget. Vanwege de goedkope arbeid die door het basisinkomen beschikbaar komt, kunnen deze arbeidsintensieve gemeenschapsprojecten toch relatief goedkoop blijven.

Uitdagingen voor de vakbeweging

Zoals gezegd is het onvermijdelijk dat de lonen zullen dalen bij invoering van het basisinkomen. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt zullen flinke verschuivingen optreden. Door verlaging van de loonkosten wordt het voor werkgevers veel minder aantrekkelijk om robots aan te schaffen of buitenlandse werknemers in te schakelen. In de stijgende vraag naar arbeidskrachten zal echter alleen worden voorzien als het werk voldoende aantrekkelijk wordt; het basisinkomen dwingt de werkgever goede werkomstandigheden te creëren. Bovendien zal een discussie losbarsten over rechtvaardige beloningen, bijvoorbeeld waarom een vuilnisman minder verdient dan een bankier. Als de vakbonden dit creatief aanpakken, ligt hier een mooie taak voor de vakbeweging om verder te gaan dan het verdedigen van verworven rechten.
Het basisinkomen dwingt de werkgever goede werkomstandigheden te creëren
Tot slot de vragen die iedere keer weer worden gesteld: hoe hoog moet het basisinkomen worden, en dient het te worden gedifferentieerd naar leeftijd of andere criteria? Om dit soort vragen te beantwoorden heb je geen referendum of CPB-analyse nodig, maar een brede maatschappelijke discussie, liefst zonder commissies met louter academici. We moeten vooral allerlei proefprojecten opzetten, om te kunnen profiteren van de heilzame werking van trial and error. Ik geef Gradus gelijk als hij stelt dat buitenlandse experimenten weinig zeggen over de Nederlandse situatie. Dat pleit er juist voor om in eigen land te gaan proefdraaien met verschillende financiële en organisatorische constructies. Als we dit goed aanpakken, kunnen we eindelijk een echt gidsland worden.
Deze column kwam tot stand met medewerking van Henk Natjes en Len Kuba en verscheen eerder in iets uitgebreidere vorm op de blog van S. de Beter: http://eco-simpel.nl/

Dit artikel krijg je cadeau van Follow the Money.

Diepgravende onderzoeksjournalistiek kost tijd en geld. Steun ons en