Directeur Aatop: Tekort aan vakmensen beperkt groei bedrijven
Directeur Aatop: Tekort aan vakmensen beperkt groei bedrijven
Jan Kas
Aad Vermeulen, directeur van Aatop, ziet problemen ontstaan door een tekort aan personeel. beeld Niek Stam
Medewerkers van Aatop
Personeelsintermediair in onder meer Veenendaal en Sliedrecht merken het
dagelijks: de arbeidsmarkt trekt aan. En hoe. Vooral vacatures in de
techniek zijn lastig te vervullen. „Als er ergens groei is, zijn er al
snel techneuten nodig. Maar ze zijn gewoon niet meer voorhanden.” Directeur van Aatop, Aad Vermeulen, wil er zelf
nog drie, vier accountmanagers bij hebben. „Om nog wat steviger te staan
in de sectoren waarin we ons gespecialiseerd hebben.” Dat was in de
crisisjaren wel anders. „Toen moesten we van dertig man terug naar
dertien. We zitten nu alweer op ruim twintig.”Vermeulen (54)
leidt sinds 2000 een eigen wervings- en selectiebureau. Aatop, met
vestigingen in Sliedrecht, Zwolle, Veenendaal en Amsterdam, richt zich
vooral op de sectoren ICT, techniek, zorg en milieu en ruimte. Daarnaast
staat het bureau klanten bij met een specifiek christelijke identiteit,
zoals zendingsorganisaties. Aatop bemiddelt in middelbaar en
hoger geschoold personeel. „De hele breedte van de arbeidsmarkt zie ik
dus niet”, zegt Vermeulen. „Op productiemedewerkers heb ik weinig zicht.
Van andere uitzendbureaus hoor ik wel dat er ook in die sector veel
vraag naar personeel is. Eerst wordt naar de handjes gezocht. Daarna is
er ook kader nodig.” Sinds 2011 ziet Vermeulen weer een opgaande
lijn. „ICT bleef ook in de krapteperiode nog wel doorlopen. Bedrijven
zijn daar afhankelijk van. Ook aan bepaalde functies in de techniek
bleef behoefte, zoals engineers en monteurs. In die sector moesten
echter door de crisis ook veel mensen worden ontslagen, die nu moeilijk
terug kunnen komen omdat ze te oud en te duur zijn. Onder hen zijn veel
zogeheten kunstjesmakers.” Vermeulen doelt op werknemers die een
bepaalde vaardigheid uitstekend onder de knie hebben, niet veel scholing
hebben gehad en nu niet meer nodig zijn. „Iemand die zich dertig jaar
lang bij een bank bezighield met een inmiddels verouderd
informatiesysteem en niet op tijd is omgeschoold, vindt heel moeilijk
weer een baan. Nederland is een kennisland geworden. Wie zijn vakkennis
niet heeft bijgehouden, zit nu doorgaans nog thuis.” In de
techniek heeft de vraag op de arbeidsmarkt zich na 2011 volgens
Vermeulen vlot hersteld. „Techniek is overal. Als er ergens groei is,
zijn er snel techneuten nodig. Daarmee is ook een probleem zichtbaar
geworden, want al die arbeidskrachten zijn gewoon niet meer voorhanden.
Afgestudeerden van de vele vrijetijds- en communicatieopleidingen kunnen
lastig werk vinden, maar monteurs, werktuigbouwkundigen en
elektrotechnici komen we te kort.” Er zijn volgens Vermeulen
minder technische opleidingen overgebleven, en er is dus ook minder
aanwas. „Over de hele linie doet zich dat voor. Zo kunnen autogarages
nog wel aan leerling monteurs komen, maar veel moeilijker aan eerste
monteurs. Dat tekort stagneert de groei van bedrijven.” Gevolg is
dat ze opdrachten moeten afzeggen. Ook voor Aatop is het niet eenvoudig
om voor sommige functies de goede mensen in de techniek te vinden, omdat
het aanbod beperkt is. „Trek je iemand aan, dan creëer je elders weer
een vacature.” Informatica Ook in de ICT
overstijgt de vraag het aanbod. Vermeulen: „Wil je zeker zijn van een
baan, dan kun je het beste hbo informatica gaan doen. Er is een
voortdurende behoefte aan softwareontwikkelaars, omdat de samenleving
steeds verder automatiseert. In feite is in alle vier sectoren waarin
wij actief zijn een groot tekort aan vakinhoudelijk gekwalificeerde
werknemers.” Als de markt zich zo blijft ontwikkelen, beperkt dat
de groei van de economie, verwacht Vermeulen. „Vroeger haalden we
ongeschoolde arbeiders uit het buitenland. Nu moeten we als kennisland
misschien ook hoger opgeleide mensen van elders gaan aantrekken. In de
ICT zal dat nog wel lukken. Programmeurs praten in bits en bytes en
spreken doorgaans voldoende Engels.” Anders ligt dat in
bijvoorbeeld de zorg. „Daar moet je voor het contact met de patiënten of
cliënten Nederlands spreken. Dat kun je niet aan mensen uit Spanje of
Hongarije overlaten. Vooral de niveaus 4 en 5 zijn moeilijk in te
vullen. Daarvoor moeten we het met name hebben van herintreders, die
daarvoor worden opgeleid. En in de techniek moeten we wellicht gaan
denken aan bedrijfsscholen, zoals in het verleden bij Fokker.”